dinsdag 2 oktober 2012

De olifant en de lemming


Ineke en ik gingen vorige week in Leiden bij onze dochter Judith op bezoek. Die studeert daar al enige tijd Archeologie en heeft na een akkefietje met een enge huisbaas en een stel op haar en haar huisgenoten afgestuurde wegpest-Polen gelukkig weer een nieuwe kamer weten te regelen. Bevreesd voor mist gingen we met de trein, om in een zonnig stadje uit te stappen. Extra zonnig zelfs, want het station uit werd het ons géél voor ogen. De Super de Boer op het Stationsplein bleek te zijn vervangen door een juist die ochtend geopende Jumbo. Voor wie dat niet al zag aan de werkelijk knálgele gevel, die het Brabantse familiebedrijf overal in Nederland op haar panden laat schroeven, was er die ochtend in alle vroegte een ballonopblaasteam aan de slag gegaan. Honderden Jumboballonnen aan elke lantaarnpaal en elk verkeersbord wezen de weg naar de ingang van het nieuwe boodschappenravijn.

Jawel, een ravijn. Want als twee lemmingen lieten we ons verlokken ons over de rand te storten, die winkel in.

Laat ik het nieuwsgierigheid noemen. Ik was al eens in dit supertje geweest toen het nog een Super de Boer was en nu wilde ik wel eens zien wat ze er van hadden gemaakt. Nota bene juist op de dag dat Jumbo de overname van C1000 bekend had gemaakt.

Die vergelijking met lemmingen schoot me te binnen toen we eenmaal door de benauwde gangpaden liepen. Drúk! Let wel, half 2 ’s middags.

“Moeten die mensen niet werken”, mompelde ik.

“Jij loopt hier toch ook?” siste Ineke terug.

Het was eigenlijk helemaal niet zo druk, maar dat léék het wel, vanwege de werkelijk bizarre hoeveelheid producten, die Jumbo had besloten hier te willen verkopen. Terwijl als je er een café in zou drijven, je er eigenlijk niet eens een biljart in kwijt zou kunnen zonder het risico te lopen dat bij het voormikken met de daarbij behorende achterwaartse bewegingen van de keu, biertjes van de omringende tafeltjes zouden worden gestoten.

Mijn bijzondere interesse ging natuurlijk uit naar de groente-afdeling, maar tegen de tijd dat we daar waren aangekomen, vreemd gesitueerd naast de kassa’s, was me alle lust vergaan om daar eens rustig te gaan koekeloeren. De lange rij voor de kassa’s bleek vooral veroorzaakt door een volstrekt krankzinnige positionering van van die zogenaamde snelle-mandjes-kassa’s waar iedereen zich langs elkaar moest wringen.

Ze zeggen dat de supermarkt de macht heeft. Je vraagt je, omringd door zoveel kennelijke logistieke onkunde, toch af hoe dat zover heeft kunnen komen.

En toch verlieten de mensen met een tevreden glimlach deze claustrofobische micro-Jumbo. Want waar waren ze eigenlijk voor gekomen? Voor die gratis banketstaaf. Als Jumbo het financieel allemaal daadwerkelijk ook kan behappen, dan worden ze met al die C1000-winkels erbij nummer 2 van Nederland. Eigenlijk toch doodgewoon en heel eenvoudig met weinig meer dan een gratis banketstaaf.

Rik Prikkel

November 2011

AH in vredestijd


Begint Albert Heijn nu wel of geen nieuwe prijzenoorlog? Daar wijdden de media vorige week scherpe analyses aan. Dé supermarkt van Nederland adverteert met het motto ‘Hoe kunnen we u helpen in tijd van bezuinigingen?’ Dat belooft veel goedkoops.

Of wij er als tuinbouwsector blij mee moeten zijn, dat wil ondanks de genoemde analyses maar nooit helder worden. Want veel aanbiedingen kunnen twee gevolgen hebben: of de inkopers gaan nog harder op zoek naar nog goedkopere leveranciers; of door al het gestunt met misschien ook verse groente en fruit gaat de vraag naar al dat lekkers omhoog en moeten de inkopers juist meer gaan betalen vanwege meer vraag bij gelijkblijvend aanbod.

Ik ben maar eens boodschappen gaan doen. De stemming was bij mijn eigen Albert Heijn niet anders dan twee weken geleden, toen ik voor het laatst met mijn sleepmandje de groentehoek op kwam kuieren. Geen gespannen personeel. Niemand gewapend. Laat staan tot de tanden. Ook de klanten waren nogal relaxed. Vredig, zou ik zelfs willen zeggen. Ik had samen met een mij verder onbekend oud vrouwtje het rijk alleen op de agf-afdeling.

De AH-persiflage van het groentekraampje op de markt, waarmee de landelijke tv-reclame de laatste tijd weer zo olijk uit de hoek kwam, was in mijn Albert Heijn alweer opgedoekt. Maar uiteraard is er altijd wat in de Bonus-aanbieding. Rode paprika 1 betalen en 1 gratis. Bloemkool en prei ook lekker goedkoop. En de meloenen extra lekker, want we mochten stukjes proeven met een prikvorkje. Inderdaad, lekker sappig en zoet.

Niet alleen ontbrak hier elke oorlogsstemming, ook kon ik constateren dat elke vorm van crisissfeer ontbrak. ‘Tijd van bezuinigingen?’ Bij AH, of bij om het even welke andere Nederlandse supermarkt blijkt daar anno 2012 totaal niets van. Alles is gewoon nog steeds te koop, nergens lege schappen. Zwervers voor de deur die de klanten aanklampen of ze iets te eten kunnen missen uit hun zojuist volgegooide karretje? Niet gezien. De vaste straatkrantverkoper groette me vriendelijk en zag er in het lentezonnetje welvarend uit.

Kunnen we derhalve rustig gaan slapen? Dat natuurlijk per definitie niet. Want het moederbedrijf van Albert Heijn heeft net voor 350 miljoen euro Bol.com gekocht. En dat moet toch weer worden terugverdiend. En we weten allemaal dat ze dat in Zaandam vooral doen met het verschil tussen inkoop- en verkoopprijzen van groente en fruit. U weet dat ik er een groot voorstander van ben dat supermarkten groente zo duur mogelijk maken. Zodat de consument de waarde van het product ingepeperd krijgt. Zou de tuinder daar dan ook eens een centje meer van krijgen, dan wordt het pas echt vrede.

Rik Prikkel

Maart 2012

Lieveheersbeestjes opgerot

Hoe erg is het als er zo nu en dan een diersoortje verdwijnt? Filosoof Bas Haring zette, zoals het een filosoof betaamt, onlangs vraagtekens bij het heilig streven naar absoluut behoud van de soortenrijkdom zoals die op dit moment bestaat op Aarde. Is dat heilig streven wel goed beargumenteerd? Hij vond van niet. Maar zoals dat gaat met heilige huisjes, argumenten tellen dan niet en Haring kreeg er van de goegemeente danig van langs. Ik schreef er eerder over.

En nu staat het lieveheersbeestje onder druk. De knuffeligste der insecten loopt gevaar vanwege een exotische verwant, die hier de boel is komen terroriseren. Niet vanwege klimaatverandering en extra warme zuidoostenwinden, maar uitsluitend op uitnodiging van de tuinbouw. Met kuubskisten tegelijk hebben we ze hier naartoe laten verschepen om in onze kassen luizen te komen vreten.

Het heeft mijn kinderen nooit uitgemaakt. Als die lieveheersbeestjes (of kapoentjes, zoals wij ze bij ons thuis altijd hebben genoemd) gingen zoeken, dan waren ze net zo blij met een tweestippelige als met een zevenstippelige of een dertienstippelige.

Maar in de tuinbouw kennen we het verschil. Het veelkleurige Aziatische lieveheersbeestje heeft niet alleen meer kleuren (niet per beestje, maar wel in zijn soortenvariatie) dan het aloude Europese lieveheersbeestje, hij heeft ook meer stippels en vooral: hij heeft meer honger! Daar is ie op geselecteerd.

Zo veel honger heeft dat Aziatische lieveheersbeestje, dat als de luizen op zijn hij begint aan de larven van de Europese lieveheersbeestjes. Oei. Die worden nu zeldzaam. Of zelfs met uitsterven bedreigd. En bij het woordje uitsterven staan onze wakkere wetenschappers in het gelid. Om in dit geval met maar liefst twaalf insectkundige instituten tegelijk een Europees onderzoek te doen naar de lieveheersbeestjespopulaties.

U ziet het al aankomen. Door menselijk ingrijpen, sterker, door de Nederlandse tuinder, dreigen onze inheemse lieveheersbeestjes (er zijn 60 soorten) uit te sterven! En waag het niet om samen met Bas Haring ‘nou en?’ te roepen. Want voor de meeste natuurliefhebbers is het niet nodig om verder nog na te denken, alvorens tot een importverbod op het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje over te gaan. Dat dat ook een lief en knuffelig diertje is, dat doet er dan ineens niet toe. Net zoals ze in Engeland de uit Amerika overgekomen grijze eekhoorn desnoods stuk voor stuk willen afschieten om de inheemse rode eekhoorn van algehele verdringing te redden. Uit liefde voor het ene dier het andere tot staatsvijand nummer 1 uitroepen. En in het geval van de lieveheersbeestjes zijn de tuinders natuurlijk staatsvijand nummer 1a. Dat u het maar even alvast weet.

Hopelijk gaan de onderzoekers van die twaalf instituten nog wél even door met zichzelf vragen stellen over welke schade er nu daadwerkelijk aan het natuurlijk evenwicht in Europa wordt aangericht door dit beestje en of we nou echt ál die 60 Europese soorten nodig hebben voor het voortbestaan van leven op ons continent.

Zo goed, Bas?

Rik Prikkel

februari 2012

Divers denken

Als een aardige vent met een slecht plan komt, dan vraag je hem vriendelijk om zijn huiswerk over te doen.

Als een vervelende kerel met een goed verhaal komt, dan lees je het twee keer extra door, want is het wel écht zo goed?

Als een notoire wijsneus de bouwvalligheid van een heilig huisje signaleert, dan reageren de bewoners van dat huisje meestal gepikeerd. Terwijl ze toch eigenlijk gauw het huisje zouden moeten verlaten om samen met de alarmeerder eens goed te kijken of er inderdaad instortingsgevaar dreigt.

De wijsneus van dienst was vorige week filosoof Bas Haring. Hij schreef naar aanleiding van 2010 Jaar van de Biodiversiteit een boek getiteld Plastic panda’s. Kernvraag van het boek is: Hoe erg is het als er dier- of plantensoorten uitsterven?

Heel erg, vindt de goegemeente die in 2010 biodiversiteit tot het vlaggenschip van de milieubescherming uitriep. En denkend aan de verdwijnende tijger, de bedreigde neushoorn en de in het nauw gedreven olifant kun je daar zo op het gevoel een eind in meegaan. En lees je dat er maar liefst 24.216 soorten dieren en planten met uitsterven worden bedreigd, dan denk je: dat gaat helemaal de verkeerde kant op met onze natuur.

Filosoof Haring durft in het debat zelfs te zeggen dat het helemaal geen verwerpelijke keuze hoeft te zijn om grote delen van het tropisch regenwoud op te offeren aan de landbouw, teneinde de hongerende massa’s wat meer voedselzekerheid te kunnen bieden. Hij benadrukt nog dat hij wel degelijk vindt dat we niet straffeloos overal natuur als zodanig kunnen vernietigen. Het is hem te doen om de vraag hoe divérs die natuur nou per se moet wezen om toch goed gebalanceerde biotopen te kunnen handhaven. Maar het is al te laat. Twitteraars en briefschrijvers gaan al verontwaardigd in op de voorbeelden die Haring noemt in nieuwsberichten hierover. Een inhoudelijke vergelijking van argumenten, daar is natuurlijk ook geen ruimte in een tweet van 140 tekens.

Vorige week kwamen de teeltadviseurs in de tuinbouw met het bericht dat ze twijfelen aan het nut van sociale media. Daarmee plaatsen ze zich op het erepodium van dappere luchtbeldoorprikkers, naast die brave Bas met zijn vraagtekens bij de korenwolf en de 85ste variant van wat toch eigenlijk hetzelfde tropische woudkikkertje is . Ik kreeg bij het lezen van de opinie van de nuchtere teeltvoorlichters onwillekeurig een beeld van vergrijsde mannetjes met hele oude mobiele telefoontjes met zwaar bekraste hele kleine venstertjes waarop geen enkel logo zou passen van wat voor smartphone-app dan ook. Ik ben geen unieke denker, dus ik weet zeker dat meer mensen dat weinig flatteuze beeld voor ogen kregen. Dát willens en wetens riskeren, dat getuigt van ouderwetse moed.

Rik Prikkel

November 2011

De grijze koppen

We stoppen in Nederland met zijn allen gemiddeld vlak voor onze 62ste verjaardag met werken. Maar volgens het CBS gaan we in de agrarische sector nog het langste door. Wie daar zijn pensioen haalt, die zwaait gemiddeld ook pas daadwerkelijk af op zijn 65ste.

Maar wie zijn dat dan? Ik ben voor de gein eens bij wat collega’s gaan buurten. Gezellig. Rondkoekeloeren in de schuur. Even het hoofd om de hoek van de kas steken. Waar zijn die grijze koppen?

Gemíddeld 65, dat betekent dat er ook mannetjes van 66, 67, 68 zouden moeten rondlopen. En dan hebben we het toch echt niet over bejaarden, die hier in het kader van een zorgtak op het bedrijf hun dagbesteding komen invullen, om zich door toch maar vooral een beetje bézig te blijven de Alzheimer van het aftakelende lijf te houden. Nee nee, mensen die daadwerkelijk op de loonlijst staan.

Maar hoe ik ook tussen de burenbabbel en het bakkie koffie door tersluiks rond spiedde, nergens zag ik een rollator geparkeerd in de hoek van de kantine. Eén vooruitstrevende collega-tuinder slechts kon ik feliciteren met de aanwezigheid op zijn bedrijf van een heus invalidetoilet met een hoge toiletpot en van die beugels waarmee de instabiele toiletganger met behulp van hun beverige armen toch nog in de benen kunnen komen. Helaas zat deze ruimte op slot. “Anders gaat Jan en alleman hier lekker breeduit met zijn broek op zijn vieze werkschoenen zitten poepen. Moet je het elke dag gaan schoonmaken. Mocht het een keer voorkomen dat er een echte invalide op het bedrijf komt, dan zit dáár een sticker met het 06-nummer van mijn zoon.”

Ik keek deze vooruitstrevende tuinder nog eens goed aan. En daar zag ik het: grijs haar. Niks oude werknemers. Die blijven hier sowieso niet tot aan hun pensioen hangen. Het zijn natuurlijk de tuinders zelf die op die agrarische bedrijven tot hun 65ste of langer doorgaan. En dan vooral als ze niet de mazzel hebben dat er een zoon de boel wil overnemen, of een jonge ambitieuze buurman.

Jeetje. Nog best een end tot 2030.

Rik Prikkel

november 2010

Nostalgie en zelfbedrog

Onderzoek heeft aangetoond dat we het van nostalgie daadwerkelijk warm krijgen. Het einde van het jaar met zijn winterse kou is daarom een prima tijd voor die warme gevoelens van ouderwetse gezelligheid, met ouderwetse oliebollen, ouderwets huiselijk gedoe in familiekring en de ouderwets goeie muziek van de Top 2000.

Gaat dat ook op voor de tuinbouw?

We doen wel eens net alsof het in België nog is zoals het ooit in die goeie ouwe tijd in Nederland was. Je hebt er nog ouderwetse veilingen, met een ouderwetse klok.

Ze hebben er nog een ouderwets Centraal Bureau.

Er wordt ouderwets kritisch naar de kwaliteit van de producten gekeken.

Ze hebben er dan ook een ouderwets betrouwbaar kwaliteitslabel.

Je zou er zowaar nostalgisch van worden.

Maar ze hebben er ook Delhaize. Omdat wij hier in Nederland verder nooit zoveel horen over deze supermarktketen, moet ik persoonlijk nog steeds automatisch terugdenken aan de Bende van Nijvel. Die overviel bij voorkeur op zeer bloederige wijze filialen van Delhaize. Maar er is nu een nieuwe reden om bij het noemen van de naam Delhaize een akelige trek op het gezicht te krijgen. De Belgische retailer schijnt namelijk de uitvinder te zijn van een nieuw soort wurgcontract. Ze laten er zeven Belgische leveranciers van appels en peren via een offerte een gooi doen naar de levering gedurende één maand. De leverancier met de laagste prijs mag 60 procent van de hoeveelheid leveren. De nummer twee mag, als hij dat wil, de rest leveren, tegen diezelfde laagste prijs.

Misschien ook wel ouderwets, eigenlijk. Want de supermarkt van de toekomst zou zich toch juist gaan onderscheiden met een hartverwarmende mix van duurzaamheid en eerlijk zaken doen? Deze grove machtspolitiek is dan inderdaad ouderwets. Wat maar bewijst dat door een nostalgische bril naar het verleden kijken een gelijk staat aan zelfbedrog.

Betekent dat dan dat je het van zelfbedrog warm krijgt?

Rik Prikkel

december 2010

Opvallen in het peloton

Wilt u weten hoe u kunt opvallen? Kijk dan naar een wielerpeloton. Dat bestaat uit heel veel mannetjes op racefietsen en ze hebben allemaal truitjes en broeken aan met namen van bedrijven erop. Rabobank bijvoorbeeld is een heel bekende wielrennaam. Maar u hebt vast ook wel eens gehoord van Quickstep, Lampre, Garmin, Skil of Cofidis. Wat voor bedrijven dat zijn, dat weet u dan vaak weer niet. Maar het begint altijd met naamsbekendheid.

Om die naamsbekendheid te vergroten geven ze de truitjes een zo opvallend mogelijke kleur en laten ze de firmanaam er in zo dik mogelijke letters op drukken. Dan nemen ze wielrenners in dienst die erg hard kunnen fietsen en die moeten dan zo veel mogelijk aan kop gaan fietsen als er een camera in de buurt is. En als het even kan moeten ze ook nog aan kop fietsen als er een dikke witte streep dwars over de weg is gekalkt en daar een spandoek boven hangt waar Finish op staat.

Ik mag daar graag naar kijken. En u ook. Want in de tuinbouw houden we wel van doordouwers die dubbelgevouwen tegen de wind in en kronkelend over rare weggetjes voor een kleine kans op een hoofdprijs zich de longen uit het lijf werken.

Ik kijk zelfs naar een beeldverslag van de Ronde van Drenthe. Zag daar verleden week ook hoe je er in slaagt niet op te vallen terwijl je renners één en twee worden. Belangrijk is namelijk ook het mannetje dat namens Studio Sport de microfoon hanteert. “In de kopgroep namens Cervelo Charlotte Becker, namens Lotto Rochelle Gilmore, van Team Columbia Adrie Visser en in de groene trui Loes Gunnewijk.”

Die groene trui dat was dus de trui van de ploeg Nederland Bloeit. Betaald dus eigenlijk door alle Nederlandse boeren en tuinders. Maar kennelijk was er geen geld voor dikke letters. Loes wist in haar groene trui met een verschroeiende tempoversnelling de rest van de groep los te rijden. En een ploeggenote werd in de sprint ook nog eens tweede. Wat een succes. Bijdrage aan onze naamsbekendheid? Nul.

Rik Prikkel

16/2010